Als aandeelhouder moest je de afgelopen jaren wel een hele sterke maag hebben om in de achtbaan van de beurs te kunnen rijden. De kredietcrisis van 2008/2009 was al een aanslag op de zenuwen  en daar kwam de Griekse schuldencrisis in 2010 nog eens bovenop.  In dit soort tijden worden beleggers overspoeld met wijze adviezen van beleggingsadviseurs. Deze beleggingsdeskundigen hebben altijd bemoedigend en geruststellende adviezen. Hoe goed zijn die adviezen eigenlijk?

Hier 10 beleggingscommentaren/adviezen die je te horen krijgt als de markt gedaald is.

1. “Dit is het juiste moment om in aandelen te beleggen.”

Is dat zo? De adviseur die dit roept moet je eens vragen of hij ooit geadviseerd heeft dat het een slecht moment was om te gaan beleggen, bijvoorbeeld in oktober 2007 of februari 2000.  Een defect horloge geeft in ieder geval twee keer per dag de juiste tijd aan maar dat is nog geen reden om dat horloge te dragen. Een belegginsadviseur vragen of het nu een goede tijd is om te gaan beleggen is hetzelfde als aan een kapper vragen of je haar geknipt moet worden.

“Zeker mijnheer, gaat u daar maar zitten!”

2. “Aandelen bieden een gemiddeld rendement van 10% per jaar.”

Stop! Die stelling is gebaseerd op historische rendement die maar liefst terug gaan tot 1800. Die stelling gaat lang niet altijd op.

Ongeveer drie procent van dat rendement ontstaat uitsluitend door inflatie. De andere 7% mag je ook niet zomaar van uit gaan. De cijfers van de 19e eeuw zijn niet accuraat; het plaatje van de 20e eeuw is complex. Deskundigen hebben berekend dat 5% dichter bij de waarheid ligt. Daarbij, aandelen geven uitsluitend een gemiddeld rendement als je ze ook gemiddeld koopt. Als je aandelen duur gekocht hebt dan doe je het veel slechter.

3. “Onze economen voorspellen…”

Wacht. Vraag eens aan de beleggingsadviseur of de economen bij zijn bedrijf ook de laatste recessie voorspeld hadden? En zo ja, wanneer.

De historie van economische voorspelling is niet zo imposant. Zelfs nog in 2008 ontkenden nog veel gerenommeerde economen dat er een recessie zat aan te komen. Ze beperkte zich over het algemeen tot het aankondigen van een afkoeling van de economie, zeker geen recessie. Hiermee geven economen zichzelf een ontsnappingsclausule, wat er ook gebeurd, ze spreken zich nooit concreet uit.

4. “Beleggen in de aandelenmarkt laat je profiteren van economische groei.”

Vertel dat eens aan een Japanner. Sinds 1989 is de Japanse economie met een kwart gegroeid. De aandelenmarkt is daarentegen meer dan driekwart gedaald. Hetzelfde gold voor de VS. In 1969 bedroeg het BNP van de VS $ 1 triljoen. De Dow Jones stond toen op 1000. Dertien jaar later was het BNP gestegen tot $ 3,3 triljoen maar de Dow stond nog steeds op 1000.

5. “Als je een hoger rendement wil moet je meer risico nemen.”

Helemaal niet waar. Als je geïnvesteerd had in de “saaie” bedrijven heb je een beter rendement gemaakt dan de investeerders in nieuwe ondernemingen. De enige manier om hogere rendementen te behalen is het kopen van goedkope aandelen ten opzichte van hun toekomstige kasstromen. Je belegging adviseur zal zeggen dat het risico in de “voltiliteit”ligt waarmee hij doelt op de prijsfluctuaties van een aandeel. Maar, jijzelf weet wel beter. Het enige risico van beleggen in aandelen is de mogelijkheid dat je de totale investering verliest!

6. “Aandelen zijn heel goedkoop nu, de koers/winst verhouding is slechts 13”

Een veel gebruikte waarderingsmethode is de koers/winst (K/W)verhouding, waarbij de koers van het aandeel vergeleken wordt met de jaarlijkse nettowinst. Deze methode kan misleidende zijn. Dat komt doordat de bedrijfswinsten sterk fluctueren. Ze stijgen exceptioneel in hoogconjunctuur maar dalen dramatisch tijdens periodes van economische teruggang.

Het is beter om te kijken naar andere waarderingsgronden zoals het dividendrendement, waarbij je uitgaat van elke ontvangen cent per geïnvesteerde Euro; of je kan kijken naar de cyclische  K/W, waarbij de aandelenkoers wordt afgewogen tegen te K/W van de afgelopen 10 jaar; of je hanteert de “Tobin’s Q” die de aandelenkoers vergelijkt met de courante vervangingswaarde van de bedrijfsmiddelen. Geen enkele waardering is natuurlijk perfect maar de laatste drie methodes hebben een goede historie.

7. “Je vindt nooit de top en de bodem ”

Het is onmogelijk om de bodem of de top van de markt te benoemen. Een illusie om dat te denken. Toch kan je natuurlijk met je gezonde verstand wel wat bereiken.

Als je investeert in aandelen wanneer die laag geprijsd zijn t.o.v. hun cashflow en Eigen Vermogen doe je het meestal goed.

Als je in wanneer de aandelen duur zijn (vaak als iedereen erg positief is) dan doe je het waarschijnlijk fout

8. “Wij adviseren u een gespreide portefeuille en beleggingsfondsen.”

Als je dat hoort van je adviseur dan is dat een goed advies. Helaas bedoelen veel adviseurs dat u moet gaan beleggen in verschillende beleggingsfondsen. Als je in fondsen belegt spreid je echter helemaal niet! Een fonds is typisch altijd voor 100% belegd en dat betekend dat jezelf dus ook voor 100% belegd bent, dit uiteraard met de bijbehorende risico’s

9. “Dit is een markt voor stockpickers”

Hoezo? Elke markt definieert zich als een markt voor stockpickers. Er zijn altijd een paar aandelen die het veel beter, of slechter, gaan doen dan de markt. De grote vraag blijft natuurlijk altijd welke aandelen zullen het beter of slechter gaan doen

Uw beleggingsadviseur weet dat ook niet!

10. “Aandelen zijn de beste belegging op de lange termijn.”

En wat is dan lange termijn? Kan je het jezelf veroorloven om 10 jaar op verlies te staan?

Zoals John Maynard Keynes, de econoom het ooit zei:

“Op de lange termijn zijn we allemaal dood.”